Hooidelta logo
vertelt u alles over hooibergen en hooicultuur

Prose

The Haymaker's Song

An old and very favourite ditty sung in many parts of England at merry-makings, especially at those which occur during the hay- harvest. It is not in any collection.

IN the merry month of June, 
In the prime time of the year; 
Down in yonder meadows 
There runs a river clear: 
And many a little fish 
Doth in that river play; 
And many a lad, and many a lass, 
Go abroad a-making hay.

In come the jolly mowers, 
To mow the meadows down; 
With budget and with bottle 
Of ale, both stout and brown, 
All labouring men of courage bold 
Come here their strength to try; 
They sweat and blow, and cut and mow, 
For the grass cuts very dry.

Here's nimble Ben and Tom, 
With pitchfork, and with rake; 
Here's Molly, Liz, and Susan, 
Come here their hay to make. 
While sweet, jug, jug, jug! 
The nightingale doth sing, 
From morning unto even-song, 
As they are hay-making.

And when that bright day faded, 
And the sun was going down, 
There was a merry piper 
Approached from the town: 
He pulled out his pipe and tabor, 
So sweetly he did play, 
Which made all lay down their rakes, 
And leave off making hay.

Then joining in a dance, 
They jig it o'er the green; 
Though tired with their labour, 
No one less was seen. 
But sporting like some fairies, 
Their dance they did pursue, 
In leading up, and casting off, 
Till morning was in view.

And when that bright daylight, 
The morning it was come, 
They lay down and rested 
Till the rising of the sun: 
Till the rising of the sun, 
When the merry larks do sing, 
And each lad did rise and take his lass, 
And away to hay-making.


In het hooi

Jacqueline E. van der Waals

Ik lag in het hooi, De hemel was mooi, Mijn bed zacht en goed, En het geurde zoo zoet.   Ik keek met een zucht Van genot naar de lucht. Mijn geluk was als dat Van een spinnende kat.   En ik dacht: "Zoo meteen Moet ik op, moet ik heen - Maar ik weet nog niet, hoe Ik dat kan, ik dat doe.   Als nu spelenderwijs Mij de Man met de Zeis Had gemaaid als het gras, Dat dit hooi eenmaal was.   Ik behoefde niet op Meer te staan, niet rechtop Meer door 't leven te gaan... - En dat lachtte mij aan.


Haymaking

William Carlos Williams

The living quality of 
the man's mind 
stands out

and its covert assertions 
for art, art, art! 
painting

that the Renaissance 
tried to absorb 
but

it remained a wheat field 
over which the 
wind played

men with scythes tumbling 
the wheat in 
rows

the gleaners already busy 
it was his own 
magpies

the patient horses no one 
could take that 
from him


ROMPS in the Hay    by Arnold Kellett

 

I think of computerised millions, 
Each palming a mute plastic mouse, 
Tap-tapping away at a keyboard, 
Shut up in a room in a house.

What a contrast- this wide open country! 
Logged on to a summer-blue sky, 
A web-site of meadows and woodlands, 
A sunlit delight to the eye,

The view from your cyberspace window, 
Might seem to encompass all life- 
But misses my pastorial pleasures, 
On line, arm-in-arm, with the wife.

Well, carry on searching and surfing - 
But shame, if it lures you away 
From nature - and flesh-and-blood people, 
And unprogrammed romps in the hay!

 

top home prose 1 prose 2 prose 3 prose 4 prose 5


HOOI

Zij bloeide 
het was de tijd van hooi 
van werken en insecten 

Het was de tijd van zoet 
het zoemen van bloesem 
zweet en stof 

Van wagens lossen 
en later op de zolder 
de kat en haar kroost.

© Tjitse Hofman , 2000/2001 
Eerder gepubliceerd op de site van de huisdichters van de Rijksuniversiteit Groningen 2000/2001, november 2000.


Waarneming: Vallend hooi vermoedelijk t.g.v. een flinke stofhoos. 
Deurne, 15 juni 2000, Bron: Eindhovens Dagblad/T.van Mortel. 

Tientallen bewoners zagen rond vijf uur gras en hooi van grote hoogte uit de lucht vallen. Mevrouw Jagers in de Molenstraat zag 'pollen gras' vallen: 'Net of er in de lucht iets ontploft was.' Ook de familie Keunen in de Kerkstraat zag het hooi regenen. 'Het kwam van zo'n grote hoogte dat je met de verrekijker recht omhoog niet kon zien dat het hooi was.' T. van Mortel uit Deurne meldt dat het gaat om een verspreidingsgebied van pakweg 200 meter (NNW-ZZO) bij 600 meter (WZW-ONO) in centrum van Deurne. De 'fall-out' bestond uit hooi, varierend van losse sprieten tot flinke plukken van 40x40 cm. In zijn totaliteit lijkt het om een flinke hoeveelheid hooi te gaan.



Waarneming: Hooihoos. 
De Bilt, begin jaren 90, Rob Sluijter. 

Het zal ergens begin jaren 90 zijn geweest. Het was prachtig warm voorjaarsweer. Ik fietste rond 17.15 van De Bilt naar Utrecht over de Utrechtseweg. In de weilanden (richting noorden kijkend) zag ik een behoorlijke stofhoos, liever gezegd "hooihoos". Het weiland was namelijk gemaaid en de hoos was in staat om het gras circa 50 meter omhoog te zuigen. Veel mensen stopten om te kijken. De hoos bewoog zich richting weg en 2 fietsers die de hoos niet zagen aankomen vielen door de plotselinge wind. Veel bijzonderder was echter wat circa 1.5 uur later in Utrecht-oost gebeurde. Uit de lucht kwam namelijk gras gedwarreld! Het KNMI heeft die avond de hoos gemeld in het weerbericht.


O! 't ruisen van het ranke riet!

O! 't ruisen van het ranke riet! 
o wist ik toch uw droevig lied! 
wanneer de wind voorbij u voert 
en buigend uwe halmen roert, 
gij buigt, ootmoedig nijgend, neer, 
staat op en buigt ootmoedig weer, 
en zingt al buigend 't droevig lied, 
dat ik beminne, o ranke riet!

O! 't ruisen van het ranke riet! 
hoe dikwijls zat ik niet 
nabij den stillen waterboord, 
alleen en van geen mens gestoord, 
en lonkte 't rimpelend water na, 
en sloeg uw zwakke stafjes ga, 
en luisterde op het lieve lied, 
dat gij mij zongt, o ruisend riet!

O! 't ruisen van het ranke riet! 
hoe menig mens aanschouwt u niet 
en hoort uw' zingend' harmonij, 
doch luistert niet en gaat voorbij! 
voorbij alwaar hem 't herte jaagt,

voorbij waar klinkend goud hem plaagt; 
maar uw geluid verstaat hij niet, 
o mijn beminde ruisend riet!

Nochtans, o ruisend ranke riet, 
uw stem is zo verachtelijk niet! 
God schiep den stroom, God schiep uw stam, 
God zeide: "Waait!..." en 't windje kwam, 
en 't windje woei en wabberde om 
uw stam, die op en neder klom! 
God luisterde... en uw droevig lied 
behaagde God, o ruisend riet!

O neen toch, ranke ruisend riet, 
mijn ziel misacht uw tale niet; 
mijn ziel, die van den zelven God 
't gevoel ontving, op zijn gebod, 
't gevoel, dat uw geruis verstaat, 
wanneer gij op en neder gaat: 
o neen, o neen toch, ranke riet, 
mijn ziel misacht uw tale niet!

O! 't ruisen van het ranke riet 
weergalleme in mijn droevig lied, 
en klagend kome 't voor uw voet, 
Gij, die ons beiden leven doet! 
o Gij, die zelf de kranke taal 
bemint van enen rieten staal, 
verwerp toch ook mijn klachte niet: 
ik! arme, kranke, klagend riet!

(Guido Gezelle; Dichtoefeningen, 1857

Meer tonen
Website mede mogelijk gemaakt door